14-05-2020 — Een geschenk van Marjolijn van Heemstra

Mijn meest nabije verte

 

We zwaaien, zwaaien, zwaaien, jij ziek en veilig

achter glas. Ik kijk naar je gezicht, ik ken het

oppervlak zo goed, de kraters en vulkanen,

de zee van rust. Tussen ons een nacht

 

van driehonderdvijfentachtigduizend kilo-

meter. Mijn maan, mijn witte wachter,

houdt mij zachtjes in mijn baan.

 

Je zilvergrijze haar noem ik nog altijd zwart,

je wangen glad, je ogen knijpen altijd samen

in het oude zonlicht van die foto op het strand

Dertig ben je. Levenslang.

 

Een blauw, verwassen shirt, een draagzak

op je buik waaruit de wollen beentjes steken

die mijn benen werden.

 

Waar je ook staat, je staat altijd daar.

Maar niet vandaag. Vandaag sta je ziek

achter het raam. Vandaag hang ik niet

op je buik, ik sta op het gras en begrijp

 

voor het eerst welk verlies me wacht.