Langzaam kreeg hij erkenning en in 1932 kreeg hij een Koninklijke subsidie, waarmee hij lessen kon betalen. Hij ging kort bij Hulshoff Pol in de leer maar gebruikte het meeste geld voor verf en materialen. Het werk van Rijlaarsdam heeft een eigen stijl.
‘Een schilderij moet zeggingskracht hebben, de kleur is ondergeschikt.’
Deze uitspraak kenmerkt zijn werk: impressionistisch met een neiging naar abstractie en met een somber palet. Dit gaat zeker op voor zijn vroege werk waarin veel zwart, wit, grijstinten en wat bruin en oker zijn verwerkt. Later voegde hij meer kleur toe, bij voorkeur blauw en rood. Op het doek wist hij met weinig middelen gebouwen en mensen neer te zetten vaak in grote vlakken met weinig detail. Dit werk toont verval en verlatenheid in de leefwereld van mensen die aan de zelfkant van de maatschappij leven, zoals prostituees, pooiers en clochards.